Het gebruik van elektrostimulatie

Wordt in de literatuur  gedefinieerd als het opwekken van een reactie van spier/ zenuwweefsel door elektrische stroom toe te dienen via de huid.  (Hardey 2003)

In de bekkenfysiotherapie maken we gebruik van laagfrequente stroom <100 HZ.

We prikkel verschillende zenuw vezels. De A-beta vezel, de A- delta vezel en de C- vezel. De faseduur is van invloed op het stimuleren van deze verschillende vezel type. Welke vezel je gaat prikkelen is afhankelijk aan de doel van je stimulatie. 

De frequentie geeft aan hoeveel prikkels er per seconden plaats vinden en wordt uitgedrukt in herz (HZ). Dit kan continu of intermitterend. Ook is de mate van frequentie verantwoordlijk voor het tot stand komen van een contractie. 

De intensiteit van de stimulatie ofwel amplitude zegt wat over hoe sterk de prikkel is die de patiënt ervaart of mag ervaren. Ook wel berekend aan de wed van OHM’s. De grote van de elektrode is mede bepalend voor welke amplitude jou apparatuur maximaal aankan. 

De cycle bepaald of je continu een stimulatie toedient of intermitterend. Welke je kiest is afhankelijk aan het doel van de behandeling. 

Opdracht:

In de tekst staan een paar woorden dik gedrukt. Zoek deze begrippen op in de literatuur. Wat kan jij hier over vinden? 

Daarnaast mag je opzoeken vanaf hoeveel herz en een titanische contractie ofwel een spiercontractie ontstaat.